Selecteer een pagina

Decentralisatie, participatiesamenleving en het effect op Burger- en Wijkinitiatieven.

(Deze notitie is eerder verzonden naar de Arnhemse politieke partijen als input voor de partijprogramma’s van de gemeenteraadsverkiezingen begin 2018.)

Inleiding
De verhouding tussen overheid en bewoners verandert fundamenteel. De gemeente Arnhem zoekt nieuwe vormen van samenwerking met haar burgers via wijkteams (leefomgeving en sociaal) en wil dat de gemeentelijke organisatie werkt vanuit Van Wijken Weten. Uitgangspunt is dat er een gezamenlijk taak of opdracht ligt voor gemeente en voor burgers. De invulling van deze opdracht veronderstelt een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daar waar tot op heden de gemeente veelal alles deed moeten de inwoners nu veel meer zelf aan de bak. Daarom is het de vraag hoe de gemeente samen met haar ambtenaren en inwoners van de stad Van Wijken Weten verder vorm gaat geven. Het lijkt er op dat de structuren in orde zijn, maar daarmee zijn we er nog niet. Inwoners die jaren lang gewend waren dat de gemeente zaken regelde moeten (ont)wennen, maar dat geldt ook voor ambtenaren en voor de politiek. De nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, waarschuwde op maandag 9 oktober in de NRC dat het kabinet Rutte III niet dezelfde fout moet maken als Rutte II door alle heil te verwachten van zelfredzaamheid van de burger. De participatiesamenleving, zoals het in beleidstaal heet, is voor velen een zoekhetzelfmaaruit samenleving. We kennen allemaal uit eigen ervaring of van vrienden of familie de verhalen over de complexheid van procedures, formulieren en bureaucratische eisen. Zij die het beleid maken hebben hun leven vaak goed op orde en zijn gewend dingen te regelen. Zij zien over het hoofd dat niet iedereen dat van vandaag op morgen of overmorgen kan. Sommigen zal dat zelfs nooit lukken, denk aan de 2 e en 3 e generatie werklozen. Gericht op de laatste groepen zijn er in Arnhem kleinschalige initiatieven ontstaan om daar wat aan te doen.

Eerste signalen
Deelnemers (burgers/inwoners) aan wijkactiviteiten en projecten in het sociale domein willen zelf de regie hebben over de wijze waarop zij vorm geven aan hun initiatief. De ondersteuning die daarvoor nodig en het meest gewenst is moet daarop aansluiten en zo het initiatief stimuleren. Wat burgers daarvoor nodig hebben zijn heldere informatie, een meedenkende overheid en vooral het waardering voelen dat zij als inwoners zelf willen meedenken en meedoen. Voor veel initiatiefnemers is de realiteit echter heel anders. Zij voelen zich miskend, lopen tegen administratieve drempels op en keren zich teleurgesteld af. Het BSL ziet en hoort dat overigens niet alleen van bewoners, maar ook van betrokken professionals. De signalen hebben we samengevat:
1. De wijkteams leefomgeving zijn net gestart en iedereen, zowel binnen als buiten het gemeentehuis, moet nog wennen aan de nieuwe werkvorm. En dat leidt tot irritaties en frustraties omdat men onmiddellijk antwoord verwacht en dat soms niet krijgt omdat het wijkteam leefomgeving het ook nog niet weet of dat men helemaal niet krijgt wat men verwacht.
2. De wijkteams hebben te maken met verschillende niveaus: stedelijk, wijk en straat en niet altijd is voor de inwoners duidelijk wat wanneer leidend is. Ook de wijkteams verkeren nog in onzekerheid wat dit betekent voor hun activiteiten en hun wijkbudget, terwijl de budgetten nu nog in het gemeentehuis liggen. Decentralisatie lijkt soms een doel te zijn, terwijl het een middel moet zijn om inwoners meer te betrekken bij wat er moet gebeuren in hun wijk.
3. Als alle besluiten op wijkniveau liggen, bijvoorbeeld voor innovatiebudgetten, bestaat het risico dat op verschillende plekken in de stad vergelijkbare initiatieven ontstaan die niet van elkaar leren.
4. Men loopt stuk op de voorgeschreven procedures en een star en rigide systeem op basis van niet passende criteria en ‘aanbestedingseisen’ als AGB-nummers. Kleine of beginnende initiatieven krijgen, om voor hen soms onbegrijpelijke (surrealistische) redenen, geen toegang tot door de gemeente opgezette aanbestedingstrajecten. Een belangrijke oorzaak ligt in het niet kunnen beschikken over of toegang krijgen tot systeemvereiste verantwoordings- en informatiekanalen. Zo moeten initiatieven o.a. beschikken over Vecozo-account, SWOT- analyses overhandigen aan de overheid of uitbestedende organisaties. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Wasplaats.
5. Het frustreert inwoners dat zij geen inzicht hebben in de verdeling van wijkbudgetten en in de wijkactieplannen en dat van beïnvloeding van keuzes dus geen sprake is en kan zijn. Wijkbewoners ervaren dan ook geen appèl om over wijk brede thema’s na te denken en de schotten tussen beleidsdirecties/-afdelingen, met hun eigen afdeling gebonden beleidsbudget (AGB), ter discussie te stellen.
6. Deelnemers aan wijkactiviteiten ontdekken dat hun eigen, vaak kleine en startende initiatieven, platgewalst worden door de grote aanbieders, die de wegen kennen en mensen in dienst hebben om aan alle formaliteiten te voldoen.
7. Een grote ergernis voor kleinere initiatieven is dat zij mensen (soms in leerwerkplekken) helpen te reïntegreren of een plekje te vinden in een betere sociale context. Grotere instellingen vragen de kleinere soms om mensen te begeleiden, maar behouden zelf de formele vergoeding die hieraan gekoppeld is.
8. Van fouten mogen leren is er te weinig bij, al snel krijgt men de rekening –bijvoorbeeld verdwijnen leerwerkplekken- gepresenteerd. Hier breekt een rigide regelgeving vaak de kwetsbare initiatieven op, zeker in concurrentie met de ‘grote jongens’.

Suggesties vanuit BSL
Alle partijen zijn op dit moment de verkiezingen voor maart 2018 aan het voorbereiden. Wat ons betreft zet de gemeente Van Wijken Weten zeker door. Voor de voortgang hebben we op basis van wat wij horen in de stad een aantal suggesties:
– Bedenk wat de gemeente kan doen aan bovenstaande signalen als complexe procedures met veel papierwerk en overdadige rapportageplichten. Zorg er zo voor dat niet alleen de grote welzijns-/ zorgorganisaties aan de bak kunnen komen.
– Regel linksom of rechtsom steun voor nieuwe initiatieven voordat je je als gemeente verder terugtrekt, zodat de initiatieven niet doodlopen in bureaucratie.
– Ga samen met de burgers en vertegenwoordigers van burgerinitiatieven het beleid niet fundamenteel wijzigen, maar herformuleer het waar nodig zo dat doelen en mogelijkheden beter passen bij het beoogde effect van het beleid. Stel samen evaluatiecriteria op om verdere
verbeteringen mogelijk te maken.
– Laat het bekostigingsmodel veel meer aansluiten op de praktijk van kwetsbare en net startende initiatieven. Kies voor een soepele toepassing van de regels over toeleiding van cliënten naar de arbeidsmarkt, contractbeheer en de manier van inkopen.
– Laat de gemeente zich richten op maatschappelijke effecten als dé belangrijke voorwaarde om tot een betere kwaliteit en goedkopere en efficiëntere ondersteuning te komen. Dat vereist “het stimuleren van verschil in aanbod en organisatie” en ”het centraal stellen van de vraag vanuit de samenleving en de directe leefomgeving in plaats van het voortbestaan van de organisatie” (advies de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling in 2014).
– Van groot belang is het signaleren en voorkomen van overbelasting bij de Wijkteams Leefomgeving. Zij moeten beleid uitvoeren dat nog niet ingebed is in de samenleving en bij initiatiefnemers en ook nog niet in het gemeentehuis. Die kloof dicht je niet zomaar. Investeer extra in kanteling van de gemeentelijke backoffice. Doe dat zorgvuldig zodat de gemeente vraag in plaats van aanbod gestuurd kan gaan werken.
– Zoek samen met wijkbewoners naar een manier van samenwerking die past bij de eigenheid van hun wijk. Laat daarbij niet de wensen en (on)mogelijkheden van het wijkteam Leefomgeving leidend zijn, maar maak vanaf het begin gebruik van de positieve kracht die elke wijk, elke wijkbewoner heeft. Durf daarvoor te investeren in overgangsregels ter behoud van reeds ontwikkelde burgerinitiatieven.
– Zorg dat de budgetten van de wijkplatforms/bewoners overleggen blijven bestaan.
– Decentraliseer verstandig om te voorkomen dat alles bij de teams Leefomgeving terecht komt en het stedelijk verband en leervermogen verdwijnt. Belast de teams Leefomgeving niet met alle afstemming op stedelijk niveau waardoor ze minder tijd voor de wijk hebben.

Tenslotte
Het BurgerServiceLab Arnhem vindt het belangrijk om de signalen vanuit de wijken en dus vanuit het burgerperspectief met u te delen. Wij willen hiermee een bijdrage leveren aan de verdere uitvoering van: Van Wijken Weten. Vanuit het burgerperspectief kijken wij vooruit en zien er naar uit dat door verbinding burgers en overheid beter en slimmer gebruik gaan maken van elkaars kennis en kunde.

Samengevat doen wij aan de Arnhemse partijen onderstaande oproep:
– Verbeter de dialoog met de inwoners in plaats van hen alleen informatie te geven.
– Bied de burger een volwaardige plaats aan in het aanbestedingstraject, juist omdat de burger bij uitstek inspeelt op de behoefte van inwoners uit Arnhem.
– Bewoners, wijkplatforms en bewonersoverleggen hebben geen zicht en invloed op de wijkbudgetten die de teams leefomgeving (moeten gaan) beheren. Bevorder meedenken en beperk de administratieve lasten en regels.
– Stuur op maatschappelijke effecten door de vraag van de inwoner centraal te stellen.
– Bevorder integrale en interdisciplinaire samenwerking en afstemming binnen de gemeentelijke organisatie.
– Voorkom overbelasting van de wijkteams Leefomgeving door alles bij hen te leggen zonder elders dingen te veranderen.
– Decentraliseer niet op de manier zoals het rijk het doet. Doe het verstandig en voorkom dat elk wijkteam zelf weer beleid moet gaan maken.
– Stel samen met inwoners evaluatiecriteria op en pas zo nodig tussentijds het beleid aan.